Navojoa, 28 april 2014

Maak favoriet 

foto Navojoa

Bijbelse voedingsvoorschriften

We zouden bijna vergeten dat er ook in de Bijbel voedingsvoorschriften worden gegeven aan hen die "den HEERE" als God accepteren. Hier wordt weinig ruchtbaarheid aan gegeven.

De Bijbelse voedingsvoorschriften komen enigszins overeen met de joodse 'kosjer' en de islamitische 'halal' voorschriften. In het gangbare consumptiepatroon vinden we hier weinig van terug.

Wat kan daar de reden van zijn? Heeft de ontkerkelijking er iets mee te maken of zijn er andere oorzaken die zwaarder wegen. Ervaren we deze voedingsvoorschriften als onzin of als iets dat een waarheid kan bevatten die we zijn kwijtgeraakt?

Onderstaand citaat uit Anastasia (deel 7 uit de reeks) van auteur Vladimir Megre: Een passage uit het oude testament.
*
"Gij zult geen gruwel eten.

Dit zijn de beesten, die gijlieden eten zult; een os, klein vee der schapen, en klein vee der geiten; een hert, en een ree, en een buffel, en een steenbok, en een das, en een wilde os, en een gems. Alle beesten die de klauwen verdelen, en de kloof in twee klauwen klieven, en herkauwen onder de beesten, die zult gij eten.

Maar deze zult gij niet eten, van degenen, die alleen herkauwen, of van degenen, die den gekloofden klauw alleen verdelen: den kemel, en den haas, en het konijn; want deze herkauwen wel, maar zij verdelen den klauw niet; onrein zullen zij ulieden zijn. Ook het varken; want dat verdeelt zijn klauw wel, maar herkauwt niet; onrein zal het ulieden zijn; van hun vlees zult gij niet eten, en hun dood aas zult gij niet aanroeren.

Dit zult gij eten van alles, wat in den wateren is; al wat geen vinnen en schubben heeft, zult gij niet eten; het zal ulieden onrein zijn.

Allen reinen vogel zult gij eten. Maar dezen zijn het dewelke gij niet zult eten; de arend, en de havik, en de zeearend; en de wouw, en de kraai, en de gier naar haar aard; En alle rave naar zijn aard; En de steenuil, en de schuifuit, en de kauw, En de roerdomp, en de pelikaan, en het duikertje; En de ooievaar, en de reiger naar zijn aard; en de hop, en de vledermuis; Ook al het kruipend gevogelte zal ulieden onrein zijn; zij zullen niet gegeten worden. Al het rein gevolgelte zult gij eten.

Gij zult geen dood aas eten; den vreemdeling, die in uw poorten is, zult gij het geven, dat hij het eten, of verkoopt het den vreemde; want gij zijt een heilig volk, den HEERE uw God.

Gij zult het bokje niet koken in de melk zijner moeder. "

Oude testament: Deuteronomium 14, 3 - 21

4470 keer bekeken